In Nederland zijn er specifieke regels en richtlijnen voor de kind-ratio in de kinderopvang. Deze regels zijn vastgelegd in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) en worden gehandhaafd door de GGD.
De kind-ratio verwijst naar het aantal kinderen dat per pedagogisch medewerker aanwezig mag zijn in de kinderopvang. De exacte ratio kan variëren afhankelijk van de leeftijd van de kinderen.
Voor kinderen van 0 tot 1 jaar geldt een ratio van maximaal 1 pedagogisch medewerker per 3 kinderen.
Voor kinderen van 1 tot 2 jaar geldt een ratio van maximaal 1 pedagogisch medewerker per 5 kinderen.
Voor kinderen van 2 tot 3 jaar geldt een ratio van maximaal 1 pedagogisch medewerker per 6 kinderen.
Voor kinderen van 3 tot 4 jaar geldt een ratio van maximaal 1 pedagogisch medewerker per 8 kinderen.
Voor kinderen van 4 tot 13 jaar geldt een ratio van maximaal 1 pedagogisch medewerker per 10 kinderen.
Daarnaast geldt er ook een maximale groepsgrootte. Voor kinderen van 0 tot 1 jaar is de maximale groepsgrootte 16 kinderen, voor kinderen van 1 tot 2 jaar is dit 16 kinderen, voor kinderen van 2 tot 3 jaar is dit 16 kinderen, voor kinderen van 3 tot 4 jaar is dit 16 kinderen en voor kinderen van 4 tot 13 jaar is dit 20 kinderen.
Het is belangrijk dat kinderopvangorganisaties zich houden aan deze kind-ratio en groepsgrootte om de veiligheid en kwaliteit van de kinderopvang te waarborgen. De GGD voert regelmatig inspecties uit om te controleren of de kinderopvangorganisaties zich aan deze regels houden.